Het Grote Bos, wie er eenmaal geweest is, komt (bijna) altijd weer terug

Met grote dank aan Nel en Jaap Warrenaar-Tegelaar en Carrie van der Werf

Hoewel er vast al in eerdere Bosklokken aandacht geschonken zal zijn aan de ontstaansgeschiedenis van Het Grote Bos (HGB), kunnen we daar in dit jubileumjaar van de Vereniging Vrienden op het Grote Bos, natuurlijk toch niet aan voorbijgaan. Ook voor nieuwere generaties is het vast  leuk om te weten hoe het allemaal zo gekomen is.

Begin vijftiger jaren werden door de Hervormde Kerk in Nederland ideeën ontwikkeld om leegloop van de kerk te voorkomen. Het verhogen van de maatschappelijke betrokkenheid van de kerk om meer voor mensen te kunnen betekenen, ook in het dagelijks leven, dacht men te kunnen realiseren door middel van allerhande activiteiten, waardoor mensen min of meer als vanzelf in contact zouden komen met de kerkelijke leer en tradities.  Ook dacht men daardoor degenen die van de kerk vervreemd geraakt waren, opnieuw aan de kerk te binden. 

Er werd besloten “een modern recreatiecentrum voor de kleine middenstand en geschoolde arbeider op te zetten. Niet alleen voor hervormde gezinnen maar voor álle gezinnen.” (website RCN).

Het in 1945 opgerichte  studie- en opleidingscentrum Kerk en Wereld (later bekend als Sociale Academie De Horst) ging WIKA’s opleiden: werkers in kerkelijke arbeid, de recreatieleiders van de toekomst. 

Theo Rijks, een boerenzoon uit  Bredevoort, werd gevraagd de opleiding tot WIKA te volgen. Hoewel hij niet over de goede vooropleiding beschikte, kreeg hij na ‘een dag lang gesprekken en dingen doen’  bij Jan Watering (een professor in Amsterdam) toestemming om aan de opleiding beginnen. 

Hij zou de eerste directeur worden van Het Grote Bos (HGB).

In 1952 werd het eerste recreatieterrein aangekocht door de Hervormde Kerk: Landgoed  Hydepark in Doorn, gelegen naast Kerk en Wereld. Dit landgoed was sinds 1885 het eigendom van jonkheer Henry van Loon en zijn echtgenote Louise Borski. Zij maakten er een uniek landgoed van met een kasteelachtig landhuis. Op een deel van het landgoed, dat nu in het bezit is van Bartimeus, werd het landhuis La Foret (zonder ^) gebouwd. Het lijkt erop dat het restaurant zijn naam daaraan te danken heeft, maar dan wel met een dakje: La Forêt. 

De eerste kampeerders werden direct in het eerste jaar (1952 dus) verwelkomd. Hoewel Theo Rijks van mening was dat een tent het beste contact met de natuur bood, kon hij zich ook wel vinden in het plan eenvoudige bungalowtjes te bouwen, die wat comfortabeler waren. Een landschapsarchitect tekende een plan, waarin naast genoemde eenvoudige huisjes ook een openluchttheater, sportvelden, een kampvuurplaats en uiteraard kampeerterreinen en algemene voorzieningen werden opgenomen.

Een probleem was echter dat er onvoldoende geld beschikbaar was, Rijks zocht daarom andere geldschieters. Dat was hem door de Kerkenraad eigenlijk verboden, maar daar trok hij zich niet veel van aan.  De Arbeidersverzekeringbank werd een belangrijke investeerder.

Om de mogelijkheden nog meer te vergroten, kregen ook particulieren de kans een huisje te bouwen.

In eerste instantie was er een vergunning voor 40 tenthuisjes (die in de winter moesten worden afgebroken of slechts gedeeltelijk konden blijven staan). Later mochten particuliere bouwers een plekje uitzoeken voor een vast huisje, terwijl nog niet duidelijk was of daarvoor een vergunning afgegeven zou worden. Dat kwam dan later wel weer goed, maar daar moest soms wel veel moeite voor gedaan worden. 

Er kwamen ook mensen van de SDAP (de sociaal-democratische arbeiderspartij). Het Vrije Volk (een sociaal-democratisch dagblad, dat in 1991 ter ziele ging) had huisjes, zo ook  de Arbeidersverzekeringsbank. Omdat Theo ‘s morgens excursies deed – de natuur in, onderwijl vertelde hij veel verhalen  – kwamen de mensen van deze huisjes ook wel naar de kerk:  “eens kijken wat die Theo daar te vertellen heeft”. 

“Het was een romantische tijd”, zoals Theo Rijks later zou zeggen. 

De volgende tekst – op de melodie van The Windmills of your Mind - spreekt boekdelen:

(ontleend aan radio-uitzending VPRO: ovt, 8 september 2002

De goede dagen van weleer 

Zijn in de holte van je hand 

Als evenvele pure parels

Op een nu verlaten strand

Er stond een tent een bungalowtje

Op een maagdelijk terrein

Waar je uren achtereen 

met de natuur alleen kon zijn

soms een ree of een wild zwijn

het kon ook wel een WIKA zijn

dat is de weemoed en de pijn

da’s de weemoed en de pijn

een oude stichtingsgast te zijn


Een van die particuliere bouwers was de vader van Nel.  In 1957 liet hij door een aannemer een huisje bouwen op de Sparrenlaan in het noord-oostelijk gedeelte van HGB. Waarschijnlijk was het dezelfde  aannemer die in 1956 meer dan dertig  witgeschilderde huisjes met rietkap had gebouwd (de zogenaamde rietkappen) voornamelijk in het westelijk gedeelte van het park. Het huisje van Nel en Jaap heeft dan wel geen rietkap, maar is wel op dezelfde manier gebouwd. Later hebben ze daar zelf een stuk aangebouwd, maar je kunt de gelijkenis met de rietkaphuisjes nog goed zien.

Toen het huisje gebouwd werd, kwam de vader van Nel regelmatig met twee flessen jenever naar HGB om samen met de loodgieter, de aannemer en wie er nog meer aan het werk was een lekkere borrel te drinken.  

Toen het huisje klaar was, kwam hij op woensdag naar HGB, dat mocht eigenlijk niet, want alleen in het weekend was verblijf toegestaan. Maar omdat hij een café had in Den Haag en dus in het weekend moest werken, kreeg hij vrijstelling en kon hij door de weeks naar het bos.

Op donderdag deed hij boodschappen, toen had je nog allemaal kleine winkeltjes in het straatje bij Het wapen van Rijssenburg. Toen Nel jong was, kon ze niet vaak mee, want ze moest naar school. Maar toen ze ouder werd en een eigen autootje had, kwam ze geregeld op de woensdag naar HGB en ging dan ’s avonds weer terug. 

Dat ging zo totdat vader overleed. Toen kwam het huisje op naam van Nel en Jaap (de man waarmee Nel in 1966 trouwde), dat was in 1972. Dat weet Nel nog heel precies, want dat was het geboortejaar van hun dochter. 

Het verspreiden van het evangelie was niet het hoofddoel van Kerk en Wereld, er werden vanaf het begin van HGB activiteiten georganiseerd die tot meer verdieping moesten leiden. In de folder van HGB van 1955 wordt de beoogde gast als volgt beschreven:

“Hij wil er eens helemaal uit zijn, in een andere omgeving, andere mensen en dingen ontmoeten. Hij wil op reis, de weg op, van het bekende naar het onbekende. Hij wil uittreden uit het plichtleven van alledag en spelenderwijs binnengaan in het vrije en ongecompliceerde leven te midden van de rust en de ruimte van de natuur om eens tot zichzelf te komen, om weer eens te luisteren naar de stilte, om op te knappen, om zich beter, menselijker en meer waard te voelen”. 

In de folder wordt de ‘zij’ niet apart beschreven, hoewel er natuurlijk ook vrouwelijke gasten kwamen, vaak  als ‘de vrouw van’.  Of de ‘vrouwen van’ en/of de moeders ook echt tot zichzelf konden komen, konden luisteren naar de stilte, konden opknappen en de kans kregen zich beter, menselijker en meer waard te voelen, dat is de vraag: er moest wel eten gemaakt worden, gewassen worden en schoongemaakt. Veel tijd bleef er niet over om aandacht te geven aan de eigen behoeften. Er is geen specifieke informatie over/van vrouwelijke gasten voorhanden, maar we snappen natuurlijk allemaal hoe het toen ging.

Dat HGB voor iedereen een fijne plek was om naar toe te gaan, dat wordt wel bewezen door de ervaringen die in deze Bosklok zijn opgetekend.

Carrie van der Werf woonde in Amsterdam en was een jaar of twaalf toen haar ouders met een volkswagenbusje/camperbusje naar HGB gingen, elk weekend. “Het doel was, denk ik, om mij meer onder de mensen te krijgen.”  Het leeftijdsverschil tussen Carrie en haar zussen was 8 en 10 jaar,  “dan ben je toch eigenlijk enig kind.” 

Naar HGB gaan was bedoeld om “mij een beetje uit m’n schulpje te laten kruipen. Omdat we het zo leuk hadden, huurden we in de winter een huisje, en zo waren we er ook met Kerst.”

“We keken uit naar de vrijdag, want in de middag gingen we naar HGB, daar waren onze vrienden, als tieners hingen we met onze vrienden bij anderen.

Mijn ouders kochten een caravan, huisje, caravan, elk stukje van HGB hebben ze wel gezien,  ze waren niet erg standvastig. Mijn vader was ouderling in de kerk op zondag. Veel vrienden maakten ze. Mijn moeder heeft wel eens verteld, dat de mooiste tijd van haar leven HGB was.”

De vader van Nel was niet gelovig, maar dat maakte verder helemaal niks uit. De doelstelling om het recreatiepark zowel voor gelovigen als ongelovigen open te stellen, is dus vanaf het begin in de praktijk gebracht.

“Je deed mee met de activiteiten die je leuk vond, maar je werd er heus niet op aangekeken als je liever bij je eigen huisje bleef. Je kent de mensen, zeker na zo’n lange tijd, je maakt regelmatig een praatje, maar je hoeft je nooit verplicht te voelen ‘bij elkaar over de vloer te komen’. Dat was zo en dat is nog steeds zo.”

Jan Haring, vader van zeven kinderen, las in 1953 een stuk in de krant over een camping in Driebergen “nou ja, eigenlijk Doorn, we konden er met de fiets heen en een huisje huren. De camping was toen eigenlijk nog een groot bosperceel met een korenveld halverwege de Reeënlaan, dat werd gebruikt als sportveld en aan het eind van de Reeënlaan was een  wortelveld, daar gingen de jongens wortels zoeken. In het zuidelijke deel stonden al wat huisjes.”

De camping werd ook gekozen omdat het van de hervormde kerk was – dat merkte je aan:” godsdienstige vrijheid voor iedereen, elke zondag een kerkdienst, vanaf het begin was het oecumenisch.  Onze eerste kerkdienst was in ‘53, er stonden twee banken: op de ene bank zaten de gasten en achter de andere bank stond Theo Rijks in de rol van voorganger.

De mensen die uit strenge orthodoxe kringen kwamen, voelden zich er thuis, maar ook mensen die geen godsdienstige achtergrond hadden. Vanaf het begin af aan werd ingezet op de maatschappelijke markt en niet op de kerkelijke.”

Vanaf de start van HGB werden activiteiten aangeboden, die - zoals eerder gezegd - het contact tussen mensen en de kerk moesten verstevigen, maar die ook gericht waren op verhoging van de algemene levensvreugde.  Lezingen, films, koorzang, natuurstudie en  volksdans waren met grote regelmaat in het programma opgenomen.

Naast de vrijheid die het buitenleven bood, waren deze activiteiten een welkome invulling van de dagen of weken op HGB.

Er was veel gemeenschapszin. Er waren mensen die graag aan activiteiten en allerhande andere noodzakelijke aangelegenheden (waaronder schoonmaken en opruimen) deelnamen, maar natuurlijk waren er ook mensen die liever een boek lazen of een wandeling maakten, zich redelijk terugtrokken. Maar ook dat was allemaal prima, er hoefde niks. 

De vaste gasten richtten ongeveer halverwege de jaren vijftig een Vereniging op, die cabaret-, toneel en kampvuuravonden ging organiseren. 

Veel werd uitgevoerd door vaste gasten van HGB, maar er kwamen ook mensen van buiten. The Blue Diamonds bijvoorbeeld zijn hier begonnen (“nou ja, misschien wat overdreven haha “). Ze woonden op de Buntlaan in Driebergen en kwamen optreden op HGB. 

Er werden Kerst-, Paas- en Pinksterspelen uitgevoerd in het Openluchttheater. 

Het volgende lied, eveneens ontleend aan de radio-uitzending van de VPRO en ook gezongen op de melodie van Windmills of your mind, geven een mooi sfeertekening: 

Bij de knetter van het kampvuur

Las dan iemand een gedicht

Met af en toe een lichtflits op zijn toegewijd gezicht

De verbroedering verdeelde zich zo over onze kring

En verdichtte de ervaring tot een brok herinnering

Soms een ree of een wild zwijn

Het kon ook wel een Wika zijn

Dat is de weemoed en de pijn

Da’s de weemoed en de pijn

Een oude stichtingsgast te zijn


“Onze kinderen” zo vertellen Jaap en Nel “hebben ontzettend veel plezier gehad met alles wat er te doen was. En wij trouwens ook. Er was met grote regelmaat het Rad van Avontuur, er werden veel spelletjes gedaan. Er waren droppings, en op het grote veld werden er luchtballonnen opgelaten. Dat vonden we geweldig om te zien. Helaas mag dat niet meer, echt jammer. Ook Circus Renz kwam op HGB. Er was altijd veel te doen. 

Wij gingen niet vaak ergens naar toe, maar onze kinderen deden aan van alles mee. We praten wel over lang terug. Er werd ook jaarlijks een vierdaagse gehouden, de kinderen hebben heel wat medailles gekregen. En als er een dropping was, kregen ze bij binnenkomst een taart. Ja, daar hebben ze er ook veel van gekregen.

Je had ook de mariniers, die in het bos naast het park gingen knallen. De jongens gingen daarna dan kogels zoeken, als ze die ophaalden waren ze natuurlijk nog ontzettend heet. Dus dat was wel spannend. Die kogels zaten aan een soort ketting, die hadden ze niet. Op een dag vond onze zoon zo’n ketting, oh wat was hij  blij – we hebben hem nog.”

“In die tijd”, zegt Nel, “waren veel mannen zomers aan het werk, die kwamen dan na hun werk naar HGB – of soms alleen het weekend. Dan sprak je met andere moeders af en dan gingen we naar het zwembad, de Zwoer, of we gingen naar het bad in Leersum. Brood en bananen mee en je had de hele dag plezier. De kinderen hadden vakantie!”

Carrie, die vanaf 1968 naar HGB kwam, vond al direct aansluiting:  “Omdat mijn hobby volksdansen is, ging ik bij de ‘Boshoppers’. Dat werd een echte vriendengroep, met sommigen heb ik nog steeds contact.

Ik was dus veel aan het dansen en op zondagmiddag was er altijd algemeen volksdansen, als afsluiting van het weekend. Jan kwam vanaf ongeveer hetzelfde jaar met zijn ouders naar HGB. Hij hoorde bij de groep nozems, van die jongens met lange haren en een transistorradio op hun schouder. Die groep kwam altijd kijken bij het volksdansen, want ja, daar zijn leuke meisjes. Ik moest daar niks van hebben.

Jan dacht: hoe kan ik nu haar aandacht trekken???  Ik ga zelf ook maar volksdansen en toen zag ik hem en tot op de dag van vandaag volksdansen we nog steeds samen.” 

“We trouwden in het gemeentehuis in Driebergen-Rijssenburg op 13 december 1974. De kerkelijke inzegening was in de oude grote zaal van HGB, ook werd aansluitend het diner daar gegeven. 

Op onze trouwdag kregen we van de toenmalige directeur Cees Otto een plekje voor een stacaravan, dat was vlakbij het Openluchttheater. Onze drie kinderen zijn ook in HGB gedoopt.

Jan z'n trouwkostuum, hij zat toen in militaire dienst, is een gala-kostuum, speciaal uit een museum gehaald van het regiment Garde Jagers.”

“Ik was net 2 maanden 18 jaar en Jan was 21. We trouwden vanuit mijn ouders caravan op het Groenlingpad. Dus nog piepjong. 15 maanden later werd onze oudste zoon Casper geboren.  Daarna kwam zoon Michiel in 1978 en onze dochter Carine is van 1980.

We hebben zelfs een heel zomerseizoen in onze eerste stacaravan gewoond, want in Amsterdam was geen huis te krijgen.”

Dat HGB veel vrijheid en veiligheid bood, wordt zowel door Jaap en Nel als door Carrie benadrukt.  

De kinderen van Jaap en Nel  konden “eigenlijk de hele dag hun eigen gang gaan, ze mochten naast het park in het bos spelen, maar het bos niet uit. Daar hielden ze zich aan en het ging altijd goed. Toen ze klein waren speldden we een kaartje op hun rug met hun naam en het adres, voor het geval.”

Carrie:  “Wij als tieners hadden ’s avonds geen eindtijd om thuis te komen, want onze ouders wisten waar we uithingen.”

Ze bleven niet altijd op het terrein van HGB:

“We gingen vaak naar het Boshuis, het café op de hoek van de Traay, dat zit er nu niet meer. M’n eerste bioscoopbezoek was in een oud bioscoopje achter de Traay en daar draaide Turks Fruit.”


“Later gingen Jan en ik met onze kinderen naar HGB, we woonden toen op drie-hoog in Amsterdam-Noord. Elke vrijdagmiddag als Jan thuiskwam stond het koffertje al klaar en gingen we naar HGB. Ik zie de kinderen nog bibberend van de kou wachten totdat het huisje een beetje opgewarmd was.”

Ook de kinderen van Carrie en Jan genoten van de vrijheid die HGB bood:  “Onze oudste zoon Casper ging al met een jaar of 2 alleen op pad naar Opa en Oma, die een huisje hadden op HGB, om daar wat te drinken.”

Nel en Jaap vertellen dat veel huisjes zijn overgegaan van ouders op kinderen:  “Dat is leuk, je kent die kinderen al van kleins af aan. Onze dochter ging vroeger met een buurjongetje spelen en zei toen: ik ga even naar het jongetje. Dat huisje noemen we nog steeds ‘het jongetje’…..”

Er zijn nog veel verhalen te vertellen, ongetwijfeld. HGB is voor zoveel mensen een deel van hun leven; een groot deel van hun jeugd, maar ook van hun latere leven. 

Of, zoals Nel het verwoordt:

“Niemand laat HGB los, als je HGB kent en er geweest bent, kom je altijd weer terug.”

Bronnen:

  • Interview met Nel en Jaap Warrenaar-Tegelaar

  • Mails Carrie van der Werf

  • Mieke Dings, Voor de opbouw van het gezonde gezin, archined.nl

  • Radio-uitzending VPRO, 8 september 2002 ovt

  • Website RCN

Vorige
Vorige

De Algemene Ledenvergadering van april 2025: een korte impressie

Volgende
Volgende

Het is nog altijd "mijn geliefde bos"